Elektrische wagens in de car policy
De laatste jaren krijg ik geregeld vragen over de introductie van elektrische wagens of plugin hybrides in het wagenpark van de onderneming. Ik moet toegeven dat ik -om het in groene termen te zeggen- moeite moet doen om het bos door de bomen te blijven zien. Daarom zet ik hier een en ander graag eens op een rijtje.
Regeerakkoord 2020
In het Regeerakkoord 2020 lezen we de ambitieuze doelstelling “Broeikasgasvrije verplaatsingen”: “Om de luchtkwaliteit te verbeteren, de klimaatimpact van ons transport te verminderen en de innovatie in de autosector aan te moedigen, zal de regering, in overleg met de deelstaten, werken aan de geleidelijke uitfasering van de verkoop van niet zero-emissie auto’s.“
Een eerste concrete deadline wordt geformuleerd richting de bedrijfswagens: “Alle nieuwe bedrijfswagens moeten tegen 2026 broeikasgasvrij zijn.” Parallel hiermee zal een wettelijk kader worden uitgewerkt om ook werknemers die geen aanspraak maken op een bedrijfswagen een mobiliteitsbudget te laten toekennen. “Op die manier worden duurzame mobiliteitsalternatieven (openbaar vervoer, fietsen, broeikasgasneutrale auto’s, enz.) evenals het dicht bij het werk (gaan) wonen gestimuleerd.”
Voorgaande zou betekenen dat bedrijfswagens tegen 2026 elektrisch moeten rijden. Heel wat car policies zullen dan ook herbekeken moeten worden en omgetuned worden naar e-car policies.
Hoe wordt het VAA bepaald voor een elektrische wagen?
Voor een bedrijfswagen die uitsluitend wordt aangedreven met een elektrische motor en met bijgevolg een uitstoot van 0 gram CO2 per kilometer moet voor de bepaling van het belastbaar
voordeel van alle aard een CO2-percentage van 4 pct. worden toegepast, namelijk het minimum van toepassing zijnde basispercentage.
Bijgevolg zal vooral de (hogere) cataloguswaarde van de elektrische wagen impact hebben op het VAA:
[ Cataloguswaarde x 6/7 ] x 4% x # kalenderdagen per maand/# kalenderdagen per jaar
De ondergrens bedraagt voor 2021 in elk geval € 1.370 per jaar, hetzij gemiddeld € 114,17 per maand.
Op het maandelijks VAA moet de werkgever bedrijfsvoorheffing inhouden.
Op voorwaarde dat de werknemer aan zijn werkgever schriftelijk bevestigt dat hij bij de aangifte van zijn inkomsten voor het betrokken jaar geen aanspraak zal maken op zijn werkelijke beroepskosten en op voorwaarde dat de bedrijfswagen wordt gebruikt voor woon-werkverplaatsingen, mag de bedrijfsvoorheffing op dit VAA bepaald worden rekening houdend met een fiscaal vrijgesteld bedrag van € 35 per maand.
Indien de werknemer een persoonlijke bijdrage betaalt voor de wagen of een vergoeding betaalt aan de werkgever voor privé gereden kilometers, mag dit bedrag in mindering gebracht worden van het VAA. Opgelet, de fiscus aanvaardt deze redenering niet wanneer de werknemer een beperkt tankbudget krijgt en vanaf een bepaald grensbedrag zelf de brandstof moet betalen aan de pomphouder. In dat geval betaalt de werknemer eveneens zelf een deel van de brandstof, maar dit bedrag mag niet in mindering worden gebracht op het VAA.
Wie betaalt de “brandstof” voor het elektrisch rijden?
In principe is elektrisch laden mogelijk op het werk, langs de openbare weg of thuis. In het belang van de organisatie kan het relevant zijn om het laden thuis en/of op het werk aan te moedigen. Laden op publieke punten kost mogelijks meer geld aan oplaadkost en rotatiekost en vooral meer tijd. Wil je thuis laden stimuleren, kan het aangewezen zijn een laadpunt ter beschikking te stellen van je e-drivers.
Wanneer je een laadpunt ter beschikking stelt, moet hiervoor geen afzonderlijk VAA worden toegepast in de loonfiche. Wel is het belangrijk een aantal concrete afspraken te maken rond het lot van het laadpunt bij (vroegtijdige) afloop van de terbeschikkingstelling, bij verhuis,… De elektriciteit voor het laden van de bedrijfswagen kan dan rechtstreeks gefactureerd worden aan de werkgever o.b.v. het werkelijk verbruik. Deze kost is aftrekbaar bij de werkgever volgens hetzelfde percentage van aftrekbaarheid dat voor de wagen geldt op basis van de CO2-uitstoot.
Een alternatief is dat de werkgever een onkostenvergoeding betaalt aan de werknemer voor het laden van de wagen thuis waarbij de werknemer de elektriciteit zelf betaalt. Een fiscale ruling uit 2018 verduidelijkt hierover dat dit kan gebeuren o.b.v. het werkelijk verbruik dat mogelijks gemeten kan worden via de wagentechnologie. Dergelijke terugbetaling is begrepen in het VAA van de wagen zodat geen afzonderlijk voordeel vermeld moet worden in de loonfiche.
Wanneer een exacte registratie niet wenselijk of mogelijk is, kan een forfaitaire terugbetaling. In bovengenoemde ruling aanvaardde de fiscus een berekeningsmodel gebaseerd op een gemiddelde eenheidsprijs voor elektriciteit voor huishoudelijke afnemers volgens gegevens van de VREG en een gemiddelde batterijcapaciteit van de elektrische voertuigenvloot van de aanvrager. De vergoeding was als volgt:
- Volledig elektrisch: € 6,67 incl. BTW per laadsessie
- Hybride elektrisch: € 2,73 incl. BTW per laadsessie
De werknemer moest een aanvraag tot terugbetaling indienen per laadsessie via onkostennota met bewijs van het aankoppelen van het voertuig. Let wel, deze ruling had betrekking op de tijdelijke situatie (in afwachting van plaatsing van een laadpunt) of uitzonderlijke situatie waarbij iemand af en toe een poolwagen mee naar huis zou nemen en deze thuis zou opladen om ’s morgens naar klanten te rijden.
In welke mate is de elektrische wagen fiscaal aftrekbaar? (art. 66 WIB92)
De aftrekbaarheid van alle autokosten wordt vanaf 2020 bepaald o.b.v. de CO2-uitstoot van de wagen met een minimum van 50% en een maximum van 100%:
FORMULE: 120% – 0,5 x coëfficiënt* x aantal gram CO2 per km
* coëfficiënt: 1 voor voertuigen met dieselmotor en dieselvarianten (vb. hybride diesel); 0,90 voor voertuigen op aardgas met < 12 fiscale Pk; 0,95 voor voertuigen met andere motor.
Voor wagens met een CO2-uitstoot > 200 g/km wordt de aftrek beperkt tot 40%
De CO2-uitstoot wordt bepaald o.b.v. een procedure, waarbij er 2 procedures mogelijk zijn en beide CO2-uitstoten worden vermeld op het gelijkvormigheidsattest van de wagen: NEDC en WLTP (Worldwide Harmonized Light Vehicle Test Procedure). Vanaf 2021 (aanslag 2022) geldt de nieuwe strengere WLTP procedure die leidt tot hogere CO2-uitstootgehaltes. Voor elektrische wagens is de uitstoot gelijk aan 0, waardoor het resultaat van de formule 120% geeft. Echter, de aftrekbaarheid wordt in elk geval beperkt tot 100%, waardoor dit de maximale aftrekbaarheid is voor kosten van de elektrische wagen.
Alle autokosten (aankoop, huur, verzekering, parking, … en zelfs de ‘brandstof’,…) volgen dit aftrekpercentage. De oude regel volgens welke brandstof aan 75% aftrekbaar is, is afgeschaft sinds 2020. Voor elektrische wagens betekent dit dat de brandstofkost die vroeger aan 75% aftrekbaar was, voortaan aan 100% aftrekbaar is. Ook de kosten voor een eventueel laadpunt zijn aftrekbaar aan hetzelfde percentage.
De financieringskosten blijven wel voor 100% aftrekbaar, ongeacht de CO2-uitstoot van de wagen.
Betaalt de werkgever dan helemaal geen belasting op een elektrische wagen? (art. 198,9° WIB92)
De fiscus beschouwt 17% van het VAA van de wagen als verworpen uitgave wanneer de werkgever een tankkaart ter beschikking stelt voor professionele verplaatsingen. Draagt de werkgever geheel of gedeeltelijk de brandstofkosten voor privégebruik van de wagen, dan stijgt dit percentage tot 40%. Deze verworpen uitgaven kunnen niet van de bedrijfsinkomsten worden afgetrokken waardoor de belastbare basis hoger blijft.
Deze regel blijft van toepassing wanneer de werkgever een elektrische wagen ter beschikking stelt en de oplaadkosten voor het privé-gebruik van de auto (deels) betaalt.
In een FAQ van 2017 verduidelijkt de fiscus de praktische toepassing van dit principe. Om de verworpen uitgaven tot 17% te beperken, moet de werkgever aantonen dat hij hooguit de professionele kilometers vergoedt. Dit kan hetzij d.m.v. een rittenadministratie, hetzij o.b.v. een forfaitaire vaststelling waarbij het aantal kilometers persoonlijk gebruik gedurende een periode van 12 maanden gelijk is aan
Afstand woon-werk x 2 x 200 + 6.000
Heeft de werknemer een tankkaart, dan moet de vergoeding die de werknemer betaalt rekening houden met dit aantal kilometers over de totaal gereden kilometers. Heeft de werknemer geen tankkaart, dan mag de werkgever maximaal de brandstofkost vergoeden in verhouding tot het totaal aantal professioneel gereden kilometers over de totaal gereden kilometers.
Daarnaast moet mogelijks ook rekening gehouden worden met de verkeersbelasting en belasting op inverkeersstelling (BIV). In het Vlaams gewest werden deze vanaf 1 juli 2020 op € 0 gebracht.
Opleiding volgen over dit thema?
Maandag 4 maart 2024 – 10:00-12:00 – Teams online
Een antwoord op je prangende vragen om je car policy te actualiseren. Elektrisch rijden, elektrisch laden, en nog een aantal andere recente wijzigingen worden toegelicht zodat jij je car policy in orde kan zetten.
Na deze opleiding kan je zelf aan de slag en werk je de perfecte car policy uit of doe je de nodige aanpassingen aan je bestaande car policy. Je ontvangt gratis onze checklist car policy en ons model car policy.
Worstel jij ook met de update van de car policy? Weet je niet goed waar te beginnen? Met dit on demand pakket zet ik je stap voor stap op weg.
Na deze opleiding kan je zelf aan de slag en werk je de perfecte car policy uit of doe je de nodige aanpassingen aan je bestaande car policy.
Je ontvangt gratis onze checklist car policy en model car policy!